SKILZ werkt samen met de informatiespecialisten van VDD&K voor de opzet van het literatuuronderzoek bij de ontwikkeling van richtlijnen. In gesprek met hen maken we verder kennis met hun specifieke rol is in het ontwikkelproces van richtlijnen.
Hoe is VDD&K ontstaan?
Ingeborg: ‘VDD&K is de afkorting van Ingeborg van Dusseldorp, Eugenie Delvaux & Hans Ket. Samen vormen wij een maatschap en zijn we al jarenlang actief als medisch informatiespecialisten. We werken als informatiespecialist in de zorg en kennen elkaar vanuit het landelijk netwerk van medisch informatiespecialisten (de BMI), waarin we actief waren in het bestuur en verschillende werkgroepen. Omdat ieder van ons steeds vaker vragen kreeg vanuit het veld, buiten onze eigen organisaties, hebben we op 1 juli 2018 onze maatschap opgericht om onze expertise in te zetten op verschillende informatieterreinen. Zo schrijven we bijvoorbeeld adviezen voor het opzetten en inrichten van een Kennis- en Informatie Centrum binnen STZ-ziekenhuizen, voeren we zoekopdrachten uit over verschillende maatschappelijke kwesties, verzorgen we onderwijs en ondersteunen we het traject van richtlijnontwikkeling voor verschillende organisaties.’
Waarom is het werk van informatiespecialist echt een vak?
Hans: ‘Medisch informatiespecialist zijn is in de kern het kunnen samenbrengen van de informatiebehoefte van de klant met het aanbod aan informatiebronnen. En daarbij de beste wegen bewandelen om alle informatie uit deze bronnen te halen die voor, in het geval van SKILZ, nodig is om een richtlijn op te stellen. Richtlijnen en ook bijvoorbeeld ‘systematische reviews’, zijn gericht op het samenbrengen van de stand van zaken van onderzoek in het kader van ‘evidence-based medicine’, omdat logischerwijs de patiënt/cliënt behandeld moet worden volgens de laatste wetenschappelijke inzichten. Hiervoor is een grote sortering van bronnen beschikbaar. Deze bronnen kennen en weten wanneer deze moeten worden gebruikt en hoe hierin de meest recente studies te vinden, is de expertise van de informatiespecialist. Om een goede zoekstrategie te kunnen bouwen is een goede uitgangsvraag nodig, die uiterst zorgvuldig en compleet is geformuleerd. De informatiespecialist bevraagt de klant grondig over deze uitgangsvraag (zoekvraaganalyse), om tot een zorgvuldige zoekstrategie en bronnenkeuze te komen.
Hoe gaan jullie te werk voor SKILZ?
Eugenie: ‘Nadat de uitgangsvragen zijn vastgesteld in het literatuurprotocol plannen we een gesprek in met de procesbegeleiders van de betreffende richtlijn. Samen wordt bekeken of de uitgangsvragen specifiek genoeg en duidelijk zijn om het zoekproces in gang te kunnen zetten. Dit betekent dat er in overleg wordt afgestemd of de juiste zoektermen en synoniemen zijn benoemd voor een uitgangsvraag. In de praktijk gaat dit proces soms een paar keer ‘op en neer’ tussen procesbegeleider en informatiespecialist zodat de terminologie vastgesteld kan worden. In deze fase is de afstemming van het zoekproces cruciaal en bepalend voor de kwaliteit. Immers hoe zorgvuldiger de afstemming hoe groter de kans dat de gevonden informatie voldoende relevant is voor de beantwoording van de uitgangsvraag. Vanuit de uitgangsvraag wordt er een PICO gemaakt waar het probleem of patiënt/populatie (P), de interventie (I), de vergelijking (comparison, C) en de uitkomstmaat (outcome, O) wordt beschreven. Per PICO onderdeel worden zoekblokken opgesteld en gecombineerd met booleaanse operatoren (het resultaat van een booleaanse bewerking heeft twee resultaten: waar of onwaar, red.).’
Hoe bepaal je of je het juiste hebt gevonden?
Ingeborg: ‘Als je literatuur zoekt voor richtlijnen ben je op zoek naar de beste evidence. Het is altijd lastig om er zeker van te zijn dat je deze hebt gevonden. In tegenstelling tot het literatuur zoeken voor systematische reviews, waarbij je volledig moet zijn en je geen literatuur mag missen, geldt voor richtlijnen, dat je voldoende onderbouwing vindt voor de te schrijven aanbevelingen en overwegingen en er zeker van bent dat je geen literatuur hebt gemist die de aanbeveling zou kunnen veranderen. Dat betekent in het zoekproces dat je altijd verschillende afwegingen moet maken. Bijvoorbeeld, vinden we (te) grote aantallen, meer dan 1000 referenties, dan kijken we of we de evidence kunnen vinden in de systematische reviews, waarin je verwacht het beste bewijs aan te treffen. Ook het werken met een tijdslimiet kan ervoor zorgen dat meer relevante literatuur wordt gevonden. Daarbij moet je voortdurend de afweging maken of het te verantwoorden is dat je bepaalde keuzes hebt gemaakt.’
Wat gebeurt er als het zoekproces klaar is?
Hans: ‘De uitgevoerde zoekstrategieën worden vastgelegd in een compleet logboek, zodat deze strategie volledig reproduceerbaar en controleerbaar is. Daarvan wordt een samenvatting aan SKILZ gestuurd. Door de overlap van de verschillende bronnen zijn er vaak dubbele artikelbeschrijvingen. Deze verwijderen we en uploaden het ontdubbelde resultaat in de selectietool ‘Rayyan’, waarmee de projectgroep dan snel en gemakkelijk aan de slag kan om de relevante studies uit het zoekresultaat te filteren als volgende stap in het literatuuronderzoek.