Mondgezondheid is meer dan alleen stralende lach 

Mondverzorging

Met een gezonde mond kun je goed eten, zie je er verzorgd uit en durf je te lachen. Maar voor veel ouderen en mensen met een verstandelijke beperking, is een gezonde mond niet vanzelfsprekend. Dit heeft impact op de gezondheid en kwaliteit van leven.  

Irma de Hoop is technisch voorzitter van de werkgroep Mondzorg en als verpleegkundig specialist vanuit V&VN betrokken bij de SKILZ-richtlijn mondzorg die binnenkort de commentaarfase ingaat. We gingen met haar in gesprek.  

De mond niet vergeten 

Irma: ‘De essentie van de richtlijn is dat de mond niet vergeten moet worden. Dat klinkt als een dooddoener, maar het gebeurt helaas vaak. Goede mondgezondheid is niet alleen het hebben van goede tanden en gezond tandvlees. Het beïnvloedt de algehele gezondheid. Als je een goed gebit hebt durf je te lachen en voel je je sociaal niet belemmerd. Maar heb je een ongezond gebit en kan je niet goed kauwen, dan kan dat leiden tot bijvoorbeeld maag- en darmproblemen, wat invloed heeft op je fysieke gezondheid. Of als iemand pijn in de mond ervaart, dan doet dat veel met het stresssysteem. Daarmee heeft mondgezondheid dus echt impact op de totale gezondheid en kwaliteit van leven.’ 

Gevolgen van slechte mondgezondheid 

‘In de dagelijkse praktijk zie ik ook de gevolgen van slechte mondgezondheid. Mensen die echt langdurig pijn hebben, angst hebben voor de tandarts of voor de mondverzorging. En dat zie je terug in het gedrag, omdat mensen daarin erg afwerend kunnen worden. Dat is ook tegelijk het dilemma in de zorg op dit gebied: wanneer ga je gedwongen ingrijpen en wanneer niet?   

In de richtlijn bieden we stapsgewijs handvatten voor mondzorg aan. Motivatie is daarin belangrijk. Hoe houd je mensen zelf gemotiveerd voor mondverzorging?  Er zijn meerdere manieren voorhanden om dat te bevorderen. Ook is er soms sprake van handelingsverlegenheid bij zorgverleners als het om mondverzorging gaat. Dat is anders dan wanneer het bijvoorbeeld om persoonlijke hygiëne gaat. Op een gegeven moment kan het niet anders dan dat iemand gedoucht moet worden, en dan grijp je als zorgverlener in. Bij mondverzorging kan dat veel langer duren, omdat het minder zichtbaar is. Zo kan onrust veroorzaakt worden door pijn vanuit de mond. Maar je moet wel eerst in de mond kijken om te zien of er wat mis is. Daar begint het mee.’ 

Afwerend gedrag door schoppen of slaan bij mondverzorging is een belangrijk knelpunt voor zorgverleners. Irma: ‘Het is lastig voor medewerkers als dit gebeurt. En het is ook goed te begrijpen dat zorgverleners dan denken; moet ik dit nu echt twee keer per dag op deze manier proberen? En omdat eventuele problemen zich pas later voordoen, wordt er dan soms toch minder snel doorgepakt door een zorgverlener.’ 

Richtlijn in de praktijk 

‘Het begint bij aandacht voor mondverzorging. De gevolgen van slechte mondgezondheid zijn niet direct zichtbaar, maar zijn er natuurlijk wel. Dus met name het effect daarvan op de langere termijn is van belang om onder de aandacht te brengen. Maar ook dat je per individuele cliënt kijkt wat past. Wat zijn ouderen gewend? Hoe kan je daarop aansluiten? Bij mensen met een verstandelijke beperking is het belangrijk voorspelbaar te zijn in wat je doet. Zorg ervoor dat je een herkenbaar, dagelijks ritueel hebt voor mondverzorging.’ 

Tussen de beide doelgroepen is er ook verschil in focus. ‘Voor een jonger iemand met een verstandelijke beperking die nog lang met zijn of haar gebit door moet, heeft goede mondverzorging een andere focus dan bij een 90-jarige die gewend is een koekje te eten na het tandenpoetsen. Bij de laatste persoon focus je minder op de lange termijn en kan je je afvragen in hoeverre je dingen nog moet veranderen.’ 

‘Ik hoop dat de richtlijn gaat bijdragen aan de plek die mondverzorging moet innemen binnen de zorg. Dat dit systematischer wordt gedaan, voor zover dat nog niet gedaan wordt. En heel belangrijk, dat verzorgenden en verpleegkundigen de weg weten te vinden naar de handvatten voor goede mondverzorging. En dat bij hen ook de handelingsverlegenheid wordt verkleind. Want het geeft rust als je weet dat je er alles aan gedaan hebt wat mogelijk is.’ 

Ontwikkelproces 

De richtlijn mondzorg is bijna klaar om de commentaarfase in te gaan. Met een bevlogen werkgroep is een mooi product tot stand gekomen, stelt Irma.  

‘Mondzorg was voor mij onbekend terrein in de zin dat ik geen deskundige ben. Een groot voordeel daarvan was dat ik als technisch voorzitter neutraal en onbevangen mijn vragen kon stellen over de inhoud. Nu aan het eind van het traject heb ik veel kennis opgedaan. Het was ook erg mooi om mee te maken dat er met zo veel enthousiasme en bevlogenheid vanuit verschillende organisaties aan mondgezondheid wordt gewerkt. Dit is waardevol. Het leverde mooie gesprekken en discussies op, met een goede richtlijn als resultaat. 

Nu de richtlijn richting de eindfase gaat, hoop ik echt dat wanneer zorgverleners tegen problemen aanlopen op het gebied van mondzorg, ze dit bespreekbaar maken en de handvatten uit de richtlijn ter harte nemen. Want ik denk dat mondzorg in de dagelijkse praktijk nog meer onderwerp van gesprek mag worden.’