Vraaggesprek met Auktje Louwes, kerngroeplid SRI-richtlijnen voor de langdurige zorg 

Infectiepreventie

Het Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie (SRI) werkt aan herziening van de voormalige WIP-richtlijnen. Oorspronkelijk wilden de SRI-samenwerkingspartners generieke richtlijnen uitbrengen voor de zorgsector. Sommige van deze richtlijnen blijken echter minder goed aan te sluiten bij de langdurige zorg. Daarom heeft SKILZ een kerngroep samengesteld van deskundigen om tien generieke SRI-richtlijnen voor de langdurige zorg aan te passen.   

Een van de deskundigen uit deze kerngroep is Auktje Louwes. Auktje is verpleegkundig specialist in de ouderenzorg en heeft voorheen in de sector voor verstandelijk gehandicapten en bij de GGD op de afdeling infectieziektebestrijding gewerkt. Nu werkt ze bij Zorggroep Drenthe en is daar onder andere voorzitter van de werkgroep hygiëne en infectiepreventie.  

Aanpassing richtlijnen

Auktje: “Binnen onze kerngroep bespreken we de oorspronkelijke richtlijn met leden van de originele werkgroep. Zo leren we waarom er destijds bepaalde keuzes zijn gemaakt. Met de kerngroep bepalen we vervolgens welke aanpassingen nodig zijn om de richtlijnen toepasbaar te maken voor de langdurige zorg. De kerngroep bestaat uit verschillende disciplines zodat alle facetten van infectiepreventie aan bod komen. De deskundigen infectiepreventie zijn goed onderlegd en hebben veel theoretische kennis. De artsen en verpleegkundig specialist ouderengeneeskunde en artsen verstandelijk gehandicapten kijken weer veel meer naar de praktijk en wat het voor de cliënten en medewerkers betekent. 

De basishygiëne is overal gelijk, dus richtlijnen zijn op hoofdlijnen hetzelfde, maar voor de langdurige zorg moeten we ze op verschillende niveaus aanpassen. Neem bijvoorbeeld kleding; in ziekenhuizen dragen medewerkers een zorguniform, terwijl in verpleeghuizen vaak een jasje met daaronder eigen kleding wordt gedragen. In de gehandicaptensector werkt het zorgpersoneel geheel in eigen kleding. Daar zitten natuurlijk wel regels aan; zo moet de kleding heet gewassen kunnen worden en mag een zorgmedewerker niet terug naar huis of even naar de supermarkt gaan in deze kleding.”  

Kwaliteit van leven 

Een ander verschil is dat cliënten in de langdurige zorg veelal in een instelling wonen. Auktje: “We kijken bij deze herzieningen voortdurend naar de kwaliteit van leven in verhouding tot de maatregel. Als iemand in het ziekenhuis een paar dagen in isolatie moet doorbrengen, is dat vervelend maar hoeft dat geen drama te zijn. In de langdurige zorg is het daarentegen heel belangrijk of een cliënt nog wel naar de dagbesteding kan. Als een cliënt in een verpleeghuis langere tijd in isolatie moet doorbrengen, kunnen er problemen als eenzaamheid ontstaan. En voor mensen met een verstandelijke beperking is dagelijkse routine vaak van groot belang. Die routine moet zo min mogelijk verstoord worden door maatregelen. Voor een client is het dan dus belangrijk om nog wel aan de dagelijkse activiteiten deel te kunnen nemen.  

In de nieuwe richtlijnen is meer ruimte voor maatwerk dan in de generieke richtlijn. De regiebehandelaar heeft opties om uit te kiezen en het is minder zwart-wit waardoor er ook aandacht kan zijn voor kwaliteit van leven. Eigenlijk is de afweging steeds het goede te doen maar tegelijkertijd de kwaliteit van leven te handhaven.”      

Thuiszorg 

De herzieningen in de richtlijnen zijn toe te passen in zowel een intramurale als extramurale setting. Auktje: “In een verpleeghuis zijn volop middelen voorhanden zoals zeepdispensers en papieren handdoekjes, in de thuiszorg is dat niet altijd het geval. Verspreiding van infecties komt in de thuiszorg dan weer minder snel voor, dus het is allemaal net even anders. Maar omdat de richtlijnen eenduidig en voor alle settingen zijn geschreven, zijn ze overal toepasbaar. De eventuele uitzonderingen voor de thuiszorg staan per onderdeel beschreven, dus alle zorgverleners kunnen in hetzelfde document terecht.  

De richtlijnen zijn praktisch maar er staat ook gedegen achtergrondinformatie in. Ik denk dat deze richtlijnen straks goed gevonden en gebruikt gaan worden. De WIP-richtlijnen zijn toch al wat verouderd dus zorgverleners kijken nu al uit naar deze herzieningen. Het onderwerp is ook zo praktisch, iedereen heeft ermee te maken. Een infectie als BRMO komt niet vaak voor, maar als het speelt is het wel fijn dat er een plek is waar je terechtkunt om informatie op te halen. Het is heel mooi geclusterd zodat je regiebehandelaren er makkelijk naar kunt verwijzen. Ook voor de deskundige infectiepreventie is het handig. Die kan de richtlijnen straks vertalen naar de eigen zorggroep.  

Wat mij betreft is er nog zoveel winst te behalen in de basishygiëne. Het begint eigenlijk al tijdens de opleiding, waar de aandacht voor hygiëne en infectiepreventie erg summier is. Op de werkvloer scheelt het vaak al enorm als iemand uitlegt waarom bepaalde handelingen op die manier gedaan moeten worden. Een organisatie moet ook echt een deskundige infectiepreventie betrekken bij het werk. Daarnaast vind ik een infectiepreventiecommissie en een aandachtsvelder op de locatie onmisbaar. De eindverantwoordelijke kan een specialist ouderengeneeskunde zijn maar ook een verpleegkundig specialist. Als het maar iemand is met passie voor infectiepreventie!”