‘Bewegen als onderdeel van de basiszorg, dat is mijn ideaal’ 

Bewegen

SKILZ is begonnen met de ontwikkeling van een richtlijn over bewegen. Bewegen is voor iedereen gezond, maar voor mensen in de langdurige zorg is dit vaak een uitdaging. Ook voor zorgverleners is het niet altijd even eenvoudig om cliënten te stimuleren om meer te bewegen. Zij hebben behoefte aan extra ondersteuning om meer bewegen mogelijk te maken bij cliënten die langdurige zorg ontvangen. 

Alyt Oppewal is voorzitter van de werkgroep die de richtlijn ontwikkelt en is bewegingswetenschapper. Haar expertise ligt in het onderzoek naar lichamelijke fitheid en bewegen voor mensen met een verstandelijke beperking. Alyt werkt bij de academische werkplaats Gezond Ouder met een verstandelijke beperking (GOUD) bij het Erasmus MC in Rotterdam.  

Bewegen en de dagelijkse praktijk

Alyt: ‘Een belangrijke vraag waar we ons binnen GOUD mee bezighouden is hoe we mensen met een verstandelijke beperking meer kunnen laten bewegen. Naast het hoe, gaat het ook om de effecten van bewegen op hun gezondheid en de mechanismen die daaraan ten grondslag liggen. Daarbij zijn we ook geïnteresseerd in wat belemmerend werkt om te gaan bewegen. Dat kan heel breed zijn; van iemands fysieke gesteldheid tot de omgeving waarin iemand woont. Dus bijvoorbeeld een zorginstelling. Hoe krijg je het op de werkvloer voor elkaar om meer te bewegen met cliënten?’ 

Daarmee is ook gelijk de link naar de richtlijn Bewegen gelegd. Vanuit de knelpunteninventarisatie die onder zorgprofessionals is uitgezet, blijkt dat meer bewegen voor mensen in de langdurige zorg niet makkelijk te realiseren is. Bovendien is er meer behoefte is aan praktische ondersteuning.   

Alyt: ‘Bewegen een duidelijke plek geven in de zorg, daar ben ik echt een voorstander van. Bijvoorbeeld om te kijken in hoeverre bewegen ingezet kan worden voor diverse aandoeningen, in plaats van of als aanvulling op medicatie. Ik ben blij dat in de afgelopen jaren de bewustwording over het effect van bewegen groter is geworden. Daar begint het mee, maar in de dagelijkse praktijk ervoor zorgen dat mensen meer bewegen, is veel ingewikkelder. Dat komt deels door de werkdruk waardoor er weinig ruimte voor is, maar ook omdat er te weinig geld en ruimte voor vrij gemaakt wordt. Veel praktische aspecten spelen hierbij een rol, maar er is ook nog kennisgebrek bij zorgverleners. Hoe kan je iemand met beperkingen laten bewegen? Wat kan iemand nog zelf of niet? Dit vraagt ervaring en creativiteit. Fysiotherapeuten en bewegingsagogen (houden zich bezig met aanbieden van sport- en bewegingsactiviteiten) weten dit bijvoorbeeld heel goed. En natuurlijk wisselt het per organisatie. Er zijn mooie voorbeelden van organisaties waar bewegen al beter ingericht is. Het delen van ervaringen en voorbeelden onderling kan dus ook erg behulpzaam en waardevol zijn.’ 

Bewegen is basiszorg 

‘Het belang van deze richtlijn is in ieder geval het signaal afgeven dat we nu stappen moeten zetten om bewegen echt onderdeel te laten worden van de dagelijkse routine’, stelt Alyt. ‘Om zo op de langere termijn ook de effecten ervan te kunnen zien op de gezondheid en zelfstandigheid, en daarmee uiteindelijk ook op de zorgvraag en dus de werkdruk. Want fittere mensen, verlicht ook de zorgdruk. Maar nog niet iedereen is overtuigd van de positieve effecten. Kennis en bewustwording zijn dus belangrijk. Hierdoor gaan zorgverleners zich ook prettiger voelen om met bewegen aan de slag te gaan. En natuurlijk zal de richtlijn praktische handvatten geven aan zorgverleners om bewegen beter vorm te geven. Wat kan ik doen? Welke hulpmiddelen zijn er? Maar het is ook van belang hoe managers en beleidsmakers naar bewegen kijken. Nu hoor je nog vaak dat men te druk is met de basiszorg om bewegen goed vorm te geven, terwijl ik denk dat bewegen juist een onderdeel van diezelfde basiszorg zou moeten zijn. Dat is mijn ideaal.’ 

Nut van bewegen 

‘Er is veel onderzoek gedaan naar bewegen en vooral het effect van te weinig bewegen op gezondheid’, vertelt Alyt. ‘Zo is bekend dat je een groter risico hebt op achteruitgang in je functioneren in het dagelijks leven, je eerder een loophulpmiddel nodig hebt en een hoger risico loopt voor gezondheidsaandoeningen en om vroegtijdig te overlijden. Bewegen werkt preventief en daar wil je dan ook graag op inzetten; op het voorkomen van problemen. We weten dat bewegen hier een belangrijke rol in heeft. En niet alleen de positieve effecten voor de fysieke gezondheid, ook zeker voor de mentale gezondheid, en daarnaast het plezier dat bewegen op kan leveren. Denk aan meedoen in de samenleving, sociale contacten opdoen. Vooral door ervaring merken mensen wat het effect is. Dat overtuigt beter dan alle cijfers en feiten bij elkaar. Dit horen we ook terug uit onderzoek. Bijvoorbeeld dat begeleiders eerst wat sceptisch zijn, maar later aangeven dat ze zien dat een cliënt fysiek sterker is geworden en meer zelf kan.’  

‘Zo doen we onderzoek naar krachttraining bij mensen met een verstandelijke beperking. Er wordt 24 weken lang getraind. Een deelnemer gaf na afloop aan zo blij te zijn dat hij nu de zware dozen van een plank kan tillen op zijn werk, waar hij eerder altijd om hulp moest vragen. Het klinkt misschien klein, maar het heeft veel impact omdat iemand daardoor ook meer dingen in het dagelijks leven zelf kan doen. Het meedoen en het gevoel hebben ergens bij te horen is ook winst. Dat heb ik gemerkt bij een groep cliënten met een verstandelijke beperking die traint bij een sportcentrum in Rotterdam-Zuid. In dit sportcentrum trainen allerlei groepen mensen. Van topsporters tot mensen met een beperking. Een cliënt gaf aan dat hij het zo leuk vond om daar te zijn, tussen al die andere mensen. Dan gaat het niet eens direct om het verbeteren van de gezondheid, maar om onderdeel te zijn van de maatschappij, mee te kunnen doen. En ja, je moet wel even investeren in bewegen, maar het levert uiteindelijk ook echt veel op, zoals zorgbesparingen.’ 

Een brug slaan 

Alyt: ‘Een actieve leefstijl draagt bij aan een betere gezondheid en een gezonde maatschappij. Dat klinkt misschien makkelijk, maar tegelijkertijd is dat het niet. De zorg is naar mijn idee nu te veel ingericht op het behandelen van aandoeningen. We kunnen veel winst halen door in te zetten op de preventieve kant, en dat kan door bewegen een vast onderdeel te laten zijn van de behandeling en de dagelijkse routine. Er liggen nog veel drempels die we moeten slechten om het echt voor elkaar te krijgen. Dat is wat mij motiveert om met de richtlijn aan de slag te gaan en kennis vanuit onderzoek naar de praktijk te brengen. En zo een brug te slaan tussen theorie en praktijk.’